Utrechtse Kronieken
sleutels tot de Utrechtse geschiedenis
Kroniek Vrouwenklooster

Signaturen: HUA 1006-3, nr 3 en 4
Datering: 1397 en 1440
Typering: Twee versies van de stichtingskroniek van Nieuwlicht die de stichting en bouw van het klooster beschrijven tot 1407. Daarnaast is er en korte kroniek van de bouw van de Onze-Lieve-Vrouwekapel van het klooster in 1438.

De kronieken

De stichtingskroniek van het Utrechtse kartuizerklooster Nieuwlicht (1391-1580) beschrijft de geschiedenis van het klooster vanaf de stichting in 1391 tot 1407. Van deze tekst zijn twee versies overgeleverd. De ene versie is opgenomen in HUA, 1006-3, inv. nr. 3 (versie A) en de andere in HUA, 1006-3, inv. nr. 4 (versie B). Versie A is een afschrift (op papier) uit de late zestiende eeuw en versie B werd eind 1440 geschreven. Daarnaast zijn er nog een verkorte versie uit de zeventiende eeuw (versie C) die niet in Nieuwlicht is geschreven, en twee vroeg vijftiende-eeuwse fragmenten (versies D en E).

HUA, 1006-3, inv. nr. 3  bevat naast versie A en versie C ook nog diverse andere teksten, waaronder gedichten over Nieuwlicht en een overzicht van de Europese kartuizerkloosters.

HUA, 1006-3, inv. nr. 4, waarin versie B is opgenomen is eveneens een verzamelhandschrift. Het bevat 24 verschillende teksten, waaronder de stichtingskroniek, maar ook een korte kroniek over de bouw van de kloosterkapel in 1438. Van deze kroniek is nog geen vertaling voorhanden, daarom wordt deze hier alleen in transcriptie aangeboden.

In de stichtingskroniek (versie A en B) wordt uitgebreid stilgestaan bij de totstandkoming van het klooster en de bouw van de kloostergebouwen. Als directe aanleiding voor de stichting wordt een pelgrimage van Zweder van Gaasbeek naar een Noord-Frans klooster genoemd waar de zweetdoek van Veronica werd bewaard. Door een wonderbaarlijk voorval met de zweetdoek werd Zweder eraan herinnerd dat hij beloofd had een kartuizerklooster te stichten. Hij schakelde zijn oude jeugdvriend Tydeman Grauwert, prior van het Brugse kartuizerklooster Genadedal, in om hem te helpen. Op 22 augustus 1391 werd vervolgens de stichting van Nieuwlicht door een oorkonde bekrachtigd. Op het goed Bloemendaal ten noordwesten van Utrecht verrees daarna het klooster. De kroniek eindigt in 1407, toen de kloosterkerk werd gewijd.

Versies

Van de stichtingskroniek van Nieuwlicht zijn zoals gezegd vijf teksten en tekstfragmenten overgeleverd. Twee ervan zijn compleet en komen grotendeels met elkaar overeen. Het zijn versie A en versie B. Bepaalde episodes uit de stichtingsgeschiedenis zijn omgedraaid in versie B en bovendien eindigen beide verises anders. Versie A sluit af met een korte verhandeling over de begunstigers van het klooster en de voorzienigheid van God. In versie B ontbreekt deze bespiegeling en eindigt met de vermelding van de dood van de stichter van het klooster Zweder van Gaasbeek en diens broer Willem van Abcoude, die als tweede stichter te boek staat.

Naast de twee middeleeuwse versies van de kroniek is er een beknopte versie uit omstreeks 1640 door de Utrechtse advocaat Gijsbert Lap van Waveren (versie C). Deze tekst ontstond dus nadat het klooster al was opgeheven. Verder zijn er nog twee pagina’s; een zeer oud fragment op perkament dat alleen het begin bevat (versie D) en een fragment (versie E) met de tekst die overeenkomt met het einde van versie A. Versie D is mogelijk een restant van de oerversie van de kroniek, de verloren gegane versie X.

  • Versie A: Utrecht, HUA, 1006-3: archief van het kartuizerklooster Nieuwlicht bij Utrecht, inv.nr. 3, p. 7-22. Chronicon seu fundatio Cartusiae Ultraiectinae, eind zestiende eeuw, onbekende auteur.
  • Versie B: HUA, 1006-3: Archief van het kartuizerklooster Nieuwlicht bij Utrecht, inv.nr. 4, p. 1-6.  Anniversarium Carthusianorum Vallis novae Lucis Sancti Salvatoris Ultrajectensis, ca. 1440, afschrift door Henricus Bor.
  • Versie C: HUA, 1006-3: Archief van het kartuizerklooster Nieuwlicht bij Utrecht, inv.nr. 3 , p. 1-6, ca. 1640, Gijsbert Lap van Waveren.
  • Versie D: Utrecht, UBU, Charterdoos I, no.5, hs. 733. Verkorte tekst, omstreeks 1398-1400, onbekende auteur.
  • Versie E: UBU, Charterdoos I, no 7, hs. 1653. Fragment van de voorrede van het Liber Benefactorum (een schenkingsregister) van het klooster Nieuwlicht, omstreeks 1407, onbekende auteur.

Het originele handschrift met de stichtingskroniek is verloren gegaan. Volgens Gumbert (Gumbert, Utrechter Kartäuser, 20-21) ontstond de oorspronkelijke tekst omstreeks 1398-1400. Hij pleit voor deze datering vanwege de inhoud van de overgeleverde teksten. De stichtingskronieken bevatten namelijk een informatiekloof tussen de eerste steenlegging van de kerk in 1396, en de inwijding van de kloosterkerk in 1407. Men zou verwachten dat als de kroniekschrijver de geschiedenis van Nieuwlicht wilde schrijven tot 1407, hij iets vermeld zou hebben over de eerste monniken en over de uitbreiding van het kloosterterrein. Ook zou hij de dood van stichter Zweder van Gaasbeek in 1400, die overigens wel in versie B voorkomt, zeker niet vergeten zijn. Het lijkt er dus op dat de kerkinwijding in 1407 een latere toevoeging is geweest.

Zoals gezegd komt versie A grotendeels overeen met versie B, alleen zijn in versie B de eerste twee passages (de bedevaart van Zweder van Gaasbeek naar Montreuil en de stichting van het klooster) omgedraaid, terwijl A, C en D hier overeenkomen. De volgorde van het verhaal van versie A komt overeen met die in versies D en C. Alleen is versie D beknopter. Opmerkelijk is, dat de inleidende regels van versie A alleen in versie D te vinden zijn, maar niet in de versies B en C. Al komt het verhaal van versie C overeen met dat van versie A, op enkele plaatsen is het ingekort. Mogelijk heeft Lap van Waveren, die versie C schreef, zich bij zijn kopieerwerk laten leiden door wat hij historisch interessant vond.

De instelling

In 1391 werd vlak buiten Utrecht een kartuizerklooster gesticht door de belangrijke edelman Zweder van Zuylen van Abcoude, heer van Gaasbeek, Putten en Strijen (ca. 1340-1400), die doorgaans Zweder van Gaasbeek wordt genoemd. Het klooster kreeg de naam Novae Lucis Sancti Salvatoris en werd in het Nederlands aangeduid als Nieuwlicht of als het Sint-Salvatorklooster. Ook werd het soms genoemd naar het grondgebied waar het was gevestigd: Vallis Floris, oftewel Bloemendaal. Zweder schonk een grote som geld en landerijen uit zijn bezit in Putten en Strijen (in Zuid-Holland) om het klooster te bouwen en van een financiële basis te kunnen voorzien. In 1392 werd begonnen met de bouw en in 1395 vestigden de eerste monniken zich in het klooster. Het klooster telde doorgaans twaalf monniken en een prior die een streng ascetisch leven leidden en ieder een eigen kloostercel bewoonde. Daarnaast telde een kartuizerklooster een aantal lekenbroeders, die wel bij elkaar woonden in gemeenschappelijke gebouwen en het klooster draaiende hielden.

Toen Zweder in 1400 in Italië tijdens een pelgrimstocht naar Rome overleed, was het klooster nog niet gereed. Daarom nam zijn broer Willem van Abcoude (ca. 1345-1407) de stichtersrol over en financierde delen van het klooster, zoals de bouw van een aantal kloostercellen en enkele gemeenschappelijke gebouwen. In januari 1407 werd de kloosterkerk gewijd en daarmee werd de stichtingsfase van het klooster afgesloten.

Tussen 1428 en 1432 gingen de monniken van Nieuwlicht tijdelijk in ballingschap vanwege het Utrechts Schisma (1425-1445), de opvolgingsstrijd tussen de bisschopskandidaten Rudolf van Diepholt en Zweder van Culemborg. Nieuwlicht had de kant gekozen van de pauselijke kandidaat Zweder van Culemborg en werd onder druk gezet door de stad Utrecht die voor Rudolf van Diepholt had gekozen, waardoor het klooster zich genoodzaakt zag in ballingschap te gaan.

Na terugkeer uit de ballingschap verliep de kloostergeschiedenis van Nieuwlicht zich tot in de jaren zeventig van de zestiende eeuw zonder grote incidenten. Maar tijdens de Opstand bleek dat Nieuwlicht op een strategische kwetsbare plek lag. In de jaren zeventig van de zestiende eeuw werden er een paar keer troepen ingekwartierd in het klooster. In 1580 besloten de kartuizers het klooster te verlaten en vestigden ze zich in de stad Utrecht. Nieuwe kartuizermonniken werden niet meer toegelaten en in de jaren daarna stierf het klooster uit. Op last van het stadsbestuur werd eveneens in 1580 besloten het klooster te slopen. Het afbraakmateriaal werd verkocht of hergebruikt in de verdedigingswerken van de stad Utrecht. Van het klooster resten nu alleen nog het poortgebouw en de naastgelegen boerderij.

De auteurs

HUA, 1006-3, inv. nr. 3 (Chronicon seu fundatio Cartusiae Ultraiectinae)
Wie de auteur was van de oorspronkelijke stichtingskroniek is niet helemaal duidelijk. De kroniek die in HUA, 1006-3, inv. nr. 3 is opgenomen (versie A) is een afschrift uit de late zestiende eeuw. Waarschijnlijk is het een afschrift van de verloren gegane, oudste versie (versie X) van de kroniek.

Gumbert (Gumbert, Utrechter Kartäuser, 20-21) dateert de oudste versie omstreeks 1398-1400. Volgens hem is de tekst omstreeks 1407 door iemand anders nog iets aangevuld. Naar alle waarschijnlijkheid was daarom de eerste of tweede prior van Nieuwlicht de auteur. Tydeman Grauwert (1392-1398) was de eerste prior en Dirk de Brune was de tweede prior (1398-1401). De gegevens van na 1400 (wijding kloosterkerk) zijn mogelijk door de vierde prior Bernard Backer (1403-1410) toegevoegd. Wie de kroniek in de zestiende eeuw afschreef is onbekend.

HUA, 1006-3, inv. nr. 4 (Anniversarium Carthusianorum Vallis novae Lucis Sancti Salvatoris Ultrajectensis)
HUA, 1006-3, inv. nr. 4  is een verzamelhandschrift dat 24 teksten bevat die allemaal een rol speelden in de memoria- of herinneringscultuur van Nieuwlicht. In die herinneringscultuur hadden zowel het gedenken van de tot standkoming van het klooster, als het gedenken van kloosterlingen en weldoeners een plaats. Het handschrift werd in november 1440 aangelegd door kartuizermonnik Hendrik Bor († 1472) en opent met een proloog en de stichtingskroniek. Deze stichtingskroniek (versie B) is een lichte bewerking (door Bor) van de oudste versie van de kroniek (versie X), waarvan versie A een afschrift is. De gebeurtenissen in beide kronieken komen overeen, hoewel de volgorde in de versie A iets afwijkt van versie B. Ook het einde van de kronieken verschilt. Versie B eindigt met het  overlijden van de twee stichters van Nieuwlicht; Zweder van Gaasbeek en zijn broer Willem van Abcoude. Hun dood wordt in versie A niet gememoreerd.

Naast de stichtingskroniek bevat HUA, 1006-3, inv. nr. 4nog een kroniek over de bouw en financiering van de kloosterkapel in 1438 door drie partijen en de wijding van de drie altaren in de kapel in dat jaar. Deze kroniek is wel door Hendrik Bor opgesteld. Verder bevat het handschrift onder meer schenkingsregisters, grafregisters, een dodenkalender (necrologium) en teksten met aanwijzingen met betrekking tot het gedenken van de doden.

De handschriften

A

Bewaarplaats HUA
Toegangsnummer 1006-3
Inventarisatienummer 3
Voormalig toegangs-/ inventarisatienummer KKK 579
Titel/omschrijving Chronicon seu fundatio Cartusiae Ultraiectinae
Datering Late 16e eeuw en 17e eeuw
Materiaal Papier
Afmeting 330 x 215 mm
Boekblok/binding 54 pp.
Decoratie nvt

B

Bewaarplaats HUA
Toegangsnummer 1006-3
Inventarisatienummer 4
Voormalig toegangs-/ inventarisatienummer KKK 575
Titel/omschrijving Anniversarium Carthusianorum Vallis novae Lucis Sancti Salvatoris Ultrajectensis
Datering 1440-1443
Materiaal Perkament
Afmeting 197 x 296 mm
Boekblok/binding 138 pp.
Decoratie nvt

Overlevering en bewerkingen

HUA, 1006-3, inv. nr. 3
Ten tijde van de sluiting van Nieuwlicht in 1580 hadden de monniken twee kisten met archivalia overgebracht naar Utrecht. Een kist werd in bewaring gegeven bij een particulier nabij de Weertpoort en de andere kist werd opgeslagen in een woning die de overgebleven monniken bewoonden aan de Mariaplaats. In 1611 werden beide kisten overgedragen aan de Staten van Utrecht, die een inventaris lieten opstellen (HUA, 1006-3, inv.nr. 5). In de zeventiende eeuw is HUA, Nieuwlicht, inv. nr. 3 in bezit geweest van Gijsbert Lap van Waveren, die op p. 1-6 een beknopte versie van de stichtingskroniek schreef. Archivaris en verzamelaar Petrus van Musschenbroek (1764-1823) verkreeg de kroniek van het Provinciaal Archief en voegde het handschrift bij zijn persoonlijke verzameling. Toen de verzameling van Van Musschenbroek in 1826 in Leiden werd geveild, kwam het handschrift in handen van de Engelse verzamelaar Sir Thomas Phillipps (1792-1872) en ging het deel uitmaken van de Cheltenham-collectie. Na de dood van Phillipps wist de latere rijks- en gemeentearchivaris van Utrecht S. Muller Fzn. in 1889 samen met de Minister van Binnenlandse Zaken, mr. Heemskerk, het handschrift en ongeveer tweehonderd andere middeleeuwse Nederlandse handschriften terug te kopen voor fl. 24.000,- (Muller Fz., ‘De aankoop der Hollandsche handschriften’, 104-122). Sindsdien berust het handschrift in (voorlopers van) Het Utrechts Archief.

HUA, 1006-3, inv. nr. 4
Dit handschrift bevond zich eveneens in een van de twee kisten die in 1611 overgedragen werden aan de Staten van Utrecht. In de zeventiende eeuw bevond het handschrift zich in de bibliotheek van Gijsbert Lap van Waveren (signatuur: lib.F.85/et/seqq). Na Van Waveren kwam het handschrift in het bezit van Cornelis Booth (1602-1678) en na diens dood is het – als onderdeel van de collectie Booth – opgegaan in het Provinciaal Archief van Utrecht (voorloper van Het Utrechts Archief).

Edities

In 1886 is HUA, 1006-3, inv. nr. 4 gepuliceerd door L. van Hasselt (Van Hasselt, ‘Necrologium van het Karthuizerklooster’). Alle teksten uit dat handschrift zijn toen gepubliceerd, dus zowel versie B van de stichtingskroniek als de kroniek over de bouw van de kapel in 1438. De editeur heeft er toen echter voor gekozen de volgorde van de verschillende teksten te wijzigen.

In 2009 verzorgde E. Mores een editie (transcriptie met historisch commentaar) van HUA, 1006-3, inv. nr. 3, die werd gepubliceerd als doctoraalscriptie.

Literatuur en edities

  • Couteulx, C. le, Annales Ordinis Cartusiensis ab anno 1084 ad annum 1429, dl. 6 (Montreuil 1887-1891).
  • Groot, A.G. de, ‘Zweder en Jacob van Gaasbeek in Zuid-Holland’, Zuid-Hollandse Studiën 8 (Voorburg, 1959) 39-100.
  • Gumbert, J.P., ‘De kartuizers en hun Delftse klooster’, in: R. Rothfusz en A.J.H Rozemond (red.), De kartuizers en hun Delftse klooster. Een bundel studiën, verschenen ter gelegenheid van het achtste lustrum van het Genootschap Delfia Batavorum, (Delft 1975) 9-16.
  • Gumbert, J.P., Die Utrechter Kartäuser und ihre Bücher im frühen fünfzehnten Jahrhundert, (Leiden 1974).
  • Hasselt van, L., ‘Het Necrologium van het Karthuizerklooster Nieuwlicht of Bloemendaal buiten Utrecht’, Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap gevestigd te Utrecht, dl. 9 (Utrecht 1886) 126-392.
  • Leeuwenberg, H.L.Ph., ‘Westmaas, een kartuizer nederzetting in de Hoeksewaard’, in: C. Dekker e.a. (red.), De kerk en de Nederlanden (Hilversum 1997) 297-313.
  • Mores, E., Fundatio Carthusiae Ultraiectinae. Stichtingskroniek van het kartuizerklooster Nieuwlicht bij Utrecht. Transcriptie en historisch commentaar (Utrecht 2009).
  • Muller Fz. S., ‘De aankoop der Hollandsche handschriften van Sir Thomas Phillipps te Cheltenham’, Bijdragen voor Vaderlandse geschiedenis en Oudheidkunde dl. 3 (1889) 104-122.
  • Scholtens, H.J.J., ‘De priors van het Karthuizer klooster Nieuwlicht bij Utrecht’, Archief voor de geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht 53 (Utrecht 1929) 302-357.
  • Scholtens, H.J.J., ‘Necrologie van de Utrechtse kartuizers’, Archief voor de Geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht, 71, (Utrecht 1952) 97-150.
  • Vermeer, H.B.C.W., Het tractaat ‘Ortus et decursus ordinis Cartusiensis’ van Hendrik Egher van Kalkar. Met een biographische inleiding (Leiden 1929).
  • Weijert, Rolf de, ‘Gift-Giving Practices in the Utrecht Charterhouse. Donating to be Remembered?’, in: Rolf de Weijert, Kim Ragetli, e.a. (red.), Living Memoria. Studies in Medieval and Early Modern Memorial Culture in Honour of Truus van Bueren Middeleeuwse Studies en Bronnen 137 (Hilversum 2011) 147-164.
  • Weijert-Gutman, Rolf de, Schenken, begraven, gedenken. Lekenmemoria in het Utrechtse kartuizerklooster Nieuwlicht (1391-1580) (diss. Utrecht 2015).
  • Carasso-Kok, M., Repertorium van verhalende historische bronnen uit de middeleeuwen. Heiligenlevens, annalen, kronieken en andere in Nederland geschreven verhalende bronnen (Bibliografische reeks van het Nederlands Historisch Genootschap) (’s-Gravenhage 1981), nr. 185.

 

Online databases

MeMO: MeMO text carrier ID 455 (HUA, 1006-3, inv. nr. 3)
MeMO: MeMO text carrier ID 11 (HUA, 1006-3, inv. nr. 4)
MeMO: MeMO memorial text ID 722 (versie B)
MeMO: MeMO institution ID 134

Colofon

Transcriptie versie A: Emmanuele Mores
Transcriptie versie B: Josine Mielekamp
Vertaling versie A: Margreet Blok
Inleiding en eindredactie: Rolf de Weijert

 

Kronieken