Utrechtse Kronieken
sleutels tot de Utrechtse geschiedenis

Bella Campestria

1018-1301

Kroniek Vrouwenklooster

Signatuur: HUA 216, nr. 52-a
Datering: ca.1348
Typering: Beschrijving van de zeven oorlogen die de Utrechtse bisschoppen tussen 1018 en 1301 uitvochten met de graven van Holland.

De kroniek

De Bella Campestria (‘Veldslagen’) beschrijft de aanleidingen en het verloop van zeven oorlogen, die in de periode 1018-1301 gevoerd zijn tussen de graven van Holland en de bisschoppen van Utrecht. De kroniek opent met een kort verhaal over het ontstaan van het graafschap Holland.

Het is geen onpartijdig stukje geschiedschrijving. De auteur staat duidelijk aan de kant van de Utrechters en moet tot zijn diepe spijt concluderen dat alle zeven door hem beschreven veldslagen allemaal door de Hollanders zijn gewonnen, op één slag na wellicht in eerste instantie, maar ook die ging uiteindelijk toch verloren.

De Bella Campestria is ontstaan omstreeks 1350 in het klooster Egmond. Welke functie de kroniek binnen het klooster vervulde is onduidelijk. Interessant vergelijkingsmateriaal biedt de zogeheten Narracio de Groninghe, een verslag van de strijd tussen de Utrechtse bisschoppen en hun onderdanen in het Noorden, die in hetzelfde handschrift is ingebonden. Deze strijd culmineerde in de veldslag bij Ane in 1227 waarbij de Utrechters verpletterend werden verslagen door een leger van Groningse en Drentse boeren. De Narracio werd omstreeks 1233 geschreven door iemand met een duidelijk Utrechtse achtergrond en loyaliteit. Het is mogelijk dat de schrijver van de Bella Campestria een historisch werk wilde schrijven zoals de Narracio, maar dan met betrekking tot Holland.

De auteur

De auteur van de Bella Campestria is onbekend. De kroniek is ontstaan omstreeks het midden van de veertiende eeuw, toen ook een andere beroemde kroniek werd geschreven waarvan de auteur wel bekend is: De Chronographia van Johannes de Beka. De Chronographia bevat een uitgebreide geschiedenis van zowel Holland als Utrecht vanaf de vroegste tijden, lopend tot het jaar 1345. Beka werkte naar eigen zeggen in het klooster Egmond, waar hij de beschikking moet hebben gehad over een uitgebreide bibliotheek, waar zich ook de befaamde Egmondse annalen bevonden. Het klooster van Egmond fungeerde lange tijd als het archief van de graven van Holland.

Over de vraag welke kroniek er eerder was, de Chronographia of de Bella Campestria heerst onduidelijkheid. Algemeen wordt nu aangenomen dat Chronographia iets ouder is. Sommige onderzoekers vermoeden dat Johannes de Beka de auteur is geweest. Anderen gaan er vanuit dat er een andere auteur was en dat hij alleen gebruik heeft gemaakt van de Chronographia van Beka (Bruch, Chronographia).

H. Bruch, de editeur van de Chronographia, dateert het ontstaan van de Bella Campestria op ongeveer 1348 (Bruch, Chronographia, XL). Het is zelfs denkbaar dat de schrijver van de Bella Campestria niet alleen Beka zelf, maar ook diens bronnen heeft geraadpleegd, zoals bijvoorbeeld de Egmondse annalen. Dat zou er op kunnen wijzen dat de schrijver van de Bella Campestria evenals Beka, in Egmond werkzaam was.

Het handschrift

Bewaarplaats HUA
Toegangsnummer 216
Inventarisatienummer 52a
Voormalige signatuur Leiden, UB, BPL, 76b
Titel/omschrijving Liber Donationum imperialum IV (cartularium 722-1333)
Voormalige titel Leidse cartularium
Datering Ca. 1450
Scribent Andries Schoemaker (1660-1735)
Materiaal Perkament
Afmeting 290 x 194 mm
Boekblok/binding 177 pp.

Overlevering en bewerkingen

Het handschrift is een afschrift van een verloren gegane afschrift van het origineel. Het handschrift is opgesteld in het Domkapittel en is in de tweede helft van de achttiende eeuw in de Leidse Universiteitsbibliotheek beland. In 1908 is het overgebracht naar de Utrechtse Universiteitsbibliotheek en sinds 1951 berust het in Het Utrechts Archief. In 1888 heeft de Utrechtse archivaris S. Muller Fz. de Bella Campestria uitgegeven, samen met de Catalogus Episcoporum en de annalen van het kapittel van Sint Marie, dat zich in Den Haag bevindt (Muller, ‘Utrechtsche kroniekjes’).

De hier gepresenteerde vertaling is eind jaren tachtig van de twintigste eeuw gemaakt door Ad van der Zee, naar aanleiding van een werkcollege aan de Universiteit van Amsterdam onder leiding van Hans van Rij.

Literatuur en edities

  • Boer, D.E.H. en Cordfunke, E.H.P., Graven van Holland (Zutphen 2010).
  • Bruch, H., Chronographia Johannes de Beke (Den Haag 1973) [RGP nr. 143].
  • Carasso-Kok, Repertorium van verhalende historische bronnen uit de middeleeuwen,(’s-Gravenhage 1981), nr. 118
  • Cordfunke, E.H.P., De Abdij van Egmond (Zutphen 2010).
  • Muller Fz., S, ‘Drie Utrechtsche kroniekjes vóór Beka's tijd, uitgegeven door Mr. S. Muller Fz.’, Bijdragen en mededeelingen van het Historisch Genootschap. dl. 11 (Utrecht 1888) 460-508.
  • Rij, Hans van, Verhaal over Groningen, Drente, Coevorden en allerlei andere zaken (Narracio de Groninghe) (Hilversum, 1995).

 

Online databases

MeMO MeMO text carrier 324

Colofon

Transcriptie: S. Muller Fzn
Inleiding en vertaling: Ad van der Zee
Eindredactie: Rolf de Weijert

Kronieken