Utrechtse Kronieken
sleutels tot de Utrechtse geschiedenis
Uw zoekacties: Archieven, bewaard bij het stadsbestuur van Utrecht, behoren...

708 Archieven, bewaard bij het stadsbestuur van Utrecht, behorend aan de stad ('Bewaarde archieven I') ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Oorspronkelijke inleiding
Bewerkingsgeschiedenis
Inventaris
4. Archieven van kloosters, 1284-1803
4.3. Vrouwenkloosters
4.3.01. Begijnhof
N.B. Het Begijnhof wordt het eerst vermeld in een (nu verloren) oorkonde van 1251, vermeld in een oorspronkelijk charter van 1400, en daarna in twee oorkonden van 1282 *  ; ook wordt van 1284 reeds een statuut op het vereven van de huizen en goederen der begijnen bewaard *  , hetgeen aannemelijk maakt, dat de hof toen reeds zekere ontwikkeling achter zich had. Het Begijnhof is dus een der oudste (Wellicht de alleroudste) niet-kerkelijke stichting te Utrecht, met het H. Geesthuis, dat reeds in 1241 vermeld wordt *  , en het Melatenhuis, dat in 1295 genoemd wordt. *  Wie de stichter geweest is, is ons niet overgeleverd; doch zeker behoorde hij tot de burgerij: immers terwijl de oudste stichtingen (de kapittelen en abdijen) uitgaan van de bisschoppen zelven, volgen in de twaalfde en dertiende eeuwen de adelijke jufferenstiften en de kloosters der bedelorden, die grootendeels door den adel gesticht zijn, terwijl sedert het midden der dertiende eeuw stichters uit den burgerstand optreden en verder nagenoeg alleen het veld behouden.
Het Begijnhof werd bestuurd door twee 'meesterschen'; omtrent de regels, waaraan de bewoonsters onderworpen waren, is niets bekend. Het was eene uitgestrekte stichting, die, naar het schijnt, het geheele vierkant tusschen de Tweede Begijnensteeg en de Plompetorengracht besloeg; het was omgeven door een muur, met eene Groote poort naar de Wittevrouwen, waarvoor een rooster lag (denkelijk de tegenwoordige Wijde Begijnenstraat) en eene zijpoort naar de Breedstraat. Deze geheel van de stad afgescheiden plaats was dus eene kleine wereld op zich zelf, met wier bewoonsters nog Aernout van Buchell, die ze 'clappeien' scheldt, in zijn Diarium den spot drijft. De juffrouwen bewoonden er de talrijke huizen en huisjes, die meestal bijzondere namen droegen: Pijnacker, De Wijngaert, Ten Putte, Ten Roodenrijs, Capelhuys enz. Deze huisjes behoorden aan de bewoonsters zelven, wien het bezit van eigen vermogen vergund was; zij konden die woningen ook aan andere leden van den hof overdragen 'nae gewoenten van een hove.' Allengs had zich binnen de muren van den hof een eigenaardig recht op deze huisjes ontwikkeld, dat aan de klaustraliteit der kapittelen herinnerde en in zijne ontaarding o.a. ook het naambezit vertoonde, dat de aanwezigheid van burgers op het Begijnhof verried; ook halve huisjes en voor- of achterhuizen werden soms overgedragen. *  Sommige huisjes bezaten ook een aandeel in den grooten 'moeshof,' die binnen den muur van het Begijnhof lag. Op den hof waren verschillende godskamers en vrijwoningen, die derhalve door de begijnen om niet bewoond konden worden; ook waren er eenige uitdeelingen aan armen gefundeerd.
Natuurlijk was er op het Begijnhof ook eene kapel met een koor en het noodzakelijke meubilair; het geheel was denkelijk vrij eenvoudig, zooals de stof de misgewaden en de tinnen miskelk in den inventaris van 1613 schijnen te verraden. Toch waren in de kapel gefundeerd verschillende memoriën van zusters, en ook eene vicarie; al deze stichtingen bezaten natuurlijk hare eigene vermogens.
Bovendien was er aan de oostzijde van den hof eene zeer eigenaardige inrichting: het zoogenaamde Groothuys, dat een eigen vermogen bezat en door de 'meesterschen' van den hof beheerd werd; daar woonden verschillende begijnen samen: het was dus een overgangsvorm naar de begijnenconventen, wier inrichting die van het eigenlijke kloosterleven naderde.
838 Schepenbrief van Amsterdam betreffende den verkoop aan Jacob Bosch van een stuk land, genaamd Die Berchhove, in den ban van Weerder, 1449 dec. 22 i
708 Archieven, bewaard bij het stadsbestuur van Utrecht, behorend aan de stad ('Bewaarde archieven I')
Inventaris
4. Archieven van kloosters, 1284-1803
4.3. Vrouwenkloosters
4.3.01. Begijnhof
838
Schepenbrief van Amsterdam betreffende den verkoop aan Jacob Bosch van een stuk land, genaamd Die Berchhove, in den ban van Weerder, 1449 dec. 22
Datering:
1449 dec. 22
Reden geen uitleen:
Het stuk is digitaal beschikbaar
Omvang:
1 charter

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga
Organisatie: Het Utrechts Archief
Bijlage
Regesten
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1284-1813
Toegangstitel:
Inventaris van de bij de archieven van het stadsbestuur van Utrecht bewaarde archieven, behorend aan de stad ('Bewaarde Archieven I'), 1284-1813 (1885)
Auteur:
S. Muller Fz.
Datering toegang:
1913
Datering bewerking:
1996, 2006, 2013
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Overbrenging van een overheidsarchief
Omvang:
38,5 m