bestand: 
resultaat: 
Kroniekhss_UB_UtrechtVerzameling kroniekhandschriften UB Utrecht
2UB Utrecht, hss 6 a 13 (Henrica van Erp)
Bestandnaam:
NL-UtHUA_A100820_000321.jpg
Nadere toegang:
Pagina:
309
Volgnummer:
321 van 470
Duurzaam webadres
Download
Hieronder kunt u het bestand downloaden: Download
Transcriptie

mit die buer ende die daer bij waren een vat bier. Dat
seynden wy hem thuys, dat sy hem daarmede vrolijk soude
maken. Ende die pander voorscreven quam des anderen daags ende
sloeg de klock te Syst ende geboot van mijns Genadigen Heeren-
wegen, dat er nimant over de voore met syne beesten soude
mogen weyden.

Anno 1505 liet juffrou Maria van Weert ’t altaar in ’t afterchoor opvueren.
’t Selfde jaer, op Sinte-Maria-Magdalenendagh, was dat Capittel
t’ Utrecht van der predikerbroederen, ende daar waren on-
trent driehondert vreemde jacobijnen ende wij schonken daar-
toe twee mud rogge.

Juffrou Heylwig van Vronesteyn, die oude priorinne, gaf
ses Ryngulden en XV stuyvers. Jonkfrau Maghtelt van Groene-
steyn, de jonge priorinne, een Philipsgulden. Facit 31 stuyvers,
3 witgens. Ende juffrou Heylwig van der Haar 4 Philips-
guldens. Facit VI Ryngulden 40 stuyvers ende van juffrou van Zulen
van Blasenborg wegen gelijke somma, doe myn vrouw Erp
die abdij vertimmerde.

[In de marge: Arnhem belegert]
In ’t selfde jaer, in de somer, so lagh Maximiliaan rooms-
koning ende synen sone de coning van Castilien voor Arnhem
ende op die octave van Sint-Peter ende Paulus gaven sij die stad
op, ende doe kregen sy ook in die selve week Harderwijk en El-
burg, en daerna Doesburg ende wortet voortgesoent mit de
coning van Castilien ende mitte hertoge van Gelre, of in
bestant geset, dat en weet ik soo wel niet.

Anno 1506 rysde de coning van Castilien in Spanyen on-
trent Sunte-Marten ende hij was in groote noot op zee
en sterf in Spanyen op den 27 dach.

Anno 1511 doe de stad van Utrecht voor Iselstyn lagh, moes-
ten wij de stad van Utrecht leenen vijftig Philipsgulden.
Daar beurt ’t convent jaarlykx voor 3 Philipsgulden
ende een half oort van een philipgulden. Dat wort vercoft
in ’t jaer 1525 doe de borgers van Utrecht ons convent ende
andere conventen en collegien schatten en gelt mosten geven.

Vertaling

en de buurlieden en hun gezelschap een vat bier. We lieten dat bij de schout thuis bezorgen, zodat zij zich daarmee konden vermaken. De genoemde deurwaarder liet de volgende dag in Zeist de klok luiden en las het gebod van mijn Genadige Heer [de bisschop] voor, dat niemand zijn vee mocht weiden in het gebied aan onze kant van de geploegde voor. * 

In het jaar 1505 liet jonkvrouwe Maria van Voorde het altaar verplaatsen naar een hogere plaats achteraan in het koor. In het zelfde jaar, op Maria Magdalenadag [22 juli] werd het kapittel van de predikheren in Utrecht gehouden. Daar waren toen ongeveer driehonderd uitheemse jacobijnen [dominicanen] bijeen. Wij schonken hen voor deze gelegenheid twee mud rogge.

Vrouwe Heilwig van Vronestein, de oude priorin, gaf zes Rijnse guldens en vijftien stuivers; vrouwe Machteld van Groenestein, de jonge priorin, gaf een Philipsgulden. Dat maakt 31 stuivers en drie [Utrechtse] witjes. Vrouwe Heilwig van der Haar [schonk] vier Philipsguldens. Dat maakt zes Rijnse guldens en veertig stuivers. Door vrouwe Van Zuylen van Blasenburg werd hetzelfde bedrag gegeven, toen mijn Vrouwe van Erp de abdij liet verbouwen.

[In de marge: Arnhem belegerd]
In de zomer van hetzelfde jaar lagen rooms koning Maximiliaan en zijn zoon de koning van Castilië [Philips de Schone] voor Arnhem. Op de achtste dag na St. Petrus en St. Paulus [7 juli] gaf de stad zich over. In dezelfde week namen zij Harderwijk en Elburg en daarna Doesburg. Ik weet niet zo goed of er daarna vrede werd gesloten dan wel een bestand aangegaan met de koning van Castilië en met de hertog van Gelre.

Omstreeks Sint-Maarten van het jaar 1506 reisde de koning van Castilië naar Spanje en kwam op zee in een zware storm terecht. Hij stierf in Spanje op de 27ste dag [van september]. * 

In het jaar 1511, toen de stad Utrecht IJsselstein belegerde, moesten wij de stad Utrecht vijftig Philipsguldens lenen. Daar ontvangt het klooster jaarlijks drie Philipsguldens plus een half oortje van een Philipsgulden voor. [Deze lening] werd verrekend in het jaar 1525 toen de burgers van Utrecht ons klooster en de anders kloosters en geestelijke colleges een schatting oplegden en wij geld moesten geven.

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen