bestand: 
resultaat: 
Kroniekhss_UB_UtrechtVerzameling kroniekhandschriften UB Utrecht
2UB Utrecht, hss 6 a 13 (Henrica van Erp)
Bestandnaam:
NL-UtHUA_A100820_000322.jpg
Nadere toegang:
Pagina:
310
Volgnummer:
322 van 470
Duurzaam webadres
Download
Hieronder kunt u het bestand downloaden: Download
Transcriptie

De heer van Iselstyn ontsette Iselstyn anno 1511 des
daegs na Sunte-P[et]ronellendagh, doe die stad van Utrecht daer
voor lagh. Hij betaalden de knegten mit dat gelt ende hij
beurde alle borger ende ondersaten van Utrecht al haar ren-
ten die sy in ’t land van Iselstyn hadde ende die heer van Isel-
steyn betaalden zijn ruter en knegten daer mede. Aldus
mosten wij die schade mede hebben.

Jan Jacobssoen over ’t gebruyk van 4 mergen lants in
Benscop, elke mergen 26 Hollandse stuyvers verschenen Mart-
ini 1507. Alle dese paght seght hij dat heer Floris, heere
van Iselsteyn, gebeurt heeft tot int jaer 1512 ende daer heeft hij
die knegten mede betaalt, doe hij Iselsteyn ontsette ende
de paght van Sunte-Martijn anno 1512 en wil hij niet dan half
betalen, die ander helfte inhoudende voer de schade gedaen
bij de Gelderse knegten, ende so voort alle de andere paghters.

De knegten van den hartog van Gelre quamen hier op Sunt-
Tomastavond anno 1512. Doe rysden sy des anderen dags
van hier na Amsteldam, ontrent 8 uuren des morgens.
Ende des middags ontrentten een uur, branden ons priester-
huys. Ende op eenen corsavond daerna soo quamen die
knegten weder hier van Amsteldam ende den hoop was des
nachts tot Oostbroek ende den heer van Wassenaar was
mit syn knegten te cathusers buyten Utrecht ende de
Gelderse knegten toogen daer na toe ende sy vingen den heer
van Wassenaar, op den heyligen Corsdagh anno 1512.

Anno 1512, op danredagh na Pinxteren rysden wy op die
Vuerse, jufferen Heylwich van der Haer ende Joanna van Lans-
croon ende traden ontwee, dat die grevers van den heeren
van Sunt-Jans gegreven hadde in hare veenen, ook mede
die schuppen en die spade ende dynsdagh na Beloken
Pinxter seynde ’t capittel van Sunt- Jan een [in]hibitie op een
peene van hondert marck silver elc ende boden ons te
recht vridags daerna voor meester [Gerrit] van der Toorn, deken

Vertaling

De heer van IJsselstein ontzette IJsselstein in het jaar 1511, op de dag na Sint-Petronella [1 juni], toen de stad Utrecht voor die stad lag. Hij betaalde zijn soldaten van het geld dat hij afnam van de burgers en onderdanen van de stad Utrecht. Het ging om al het geld dat zij in het land van IJsselstein beurden in de vorm van pacht- en huurpenningen; daarmee betaalde hij zijn cavalerie en infanterie. Op die manier ondervonden ook wij daar nadeel van.

[Het ging om pachtgelden van] Jan Jacobszoon voor het gebruik van vier morgen land onder Benschop, voor elke morgen 26 Hollandse stuivers sinds Sint-Maarten [11 november] 1507. Deze zegt, dat heer Floris van IJsselstein al deze pachtgelden heeft ontvangen tot aan het jaar 1512. Daar heeft hij zijn krijgsvolk van betaald toen hij IJsselstein ontzette. [Jan Jacobszoon] wil de op Sint-Maarten 1512 verschuldigde pacht maar half betalen en houdt de andere helft in vanwege de schade die door de Gelderse soldaten is aangericht. Hetzelfde geldt voor alle andere pachters.

De soldaten van de hertog van Gelre kwamen hier op de dag voor Sint-Thomas [20 december] 1512. Toen trokken zij de volgende dag om ongeveer acht uur ’s morgens van hier naar Amsterdam. ’s Middags omstreeks één uur brandde het huis van onze priester af. Op kerstavond kwamen de soldaten vanuit Amsterdam weer hier. De troepen verbleven ’s nachts op Oostbroek. De heer van Wassenaar was met zijn soldaten in het kartuizerklooster buiten [de muren van] Utrecht. De Gelderse soldaten gingen daarheen en namen de heer van Wassenaar gevangen op Kerstdag 1512.

In het jaar 1512, op de donderdag na Pinksteren [6 juni] reisden vrouwe Heilwig van der Haar en vrouwe Johanna van Lantscroon naar de Vuurse. Daar vernietigden zij de turf die de turfstekers van de Heren van St. Jan in hun veen hadden gestoken. [De dames deden dat met de] schoppen en spaden [van de turfgravers]. De dinsdag na Beloken Pinksteren [11 juni] werd door het kapittel van Sint. Jan ons een gerechtelijk verbod om daar mee door te gaan toegestuurd, op straffe van verlies van honderd zilveren marken. Zij ontboden ons om op de vrijdag daarna [14 juni] voor de rechter te verschijnen [in de persoon van] mr. Gerrit van der Toorn, deken

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen